De Bataafse revolutie en haar naweeën 2/3
Napoleon ging door met zijn veroveringen in Europa. In 1810 werd het
Koninkrijk Holland bij Frankrijk ingelijfd en werd de Nederlandse
vrijmetselarij tot een provincie van de Franse Grootmacht gedegradeerd.
Dit is echter nooit geëffectueerd. Het was een periode van grote
maatschappelijke ellende: door het Continentale Stelsel lag de
Amsterdamse handel stil. De logebroeders deden wat in hun vermogen lag
tot leniging van de nood van zeelieden die niet uit konden varen. Ook de
Stichting Blindenhulp dateert uit die tijd. Het ledental zakt tot 38 in
1812. Pas de ondergang van Napoleon bij Leipzig (1813) en Waterloo
(1815) geeft nieuwe hoop. In 1816 zijn er weer 50 leden, wat men wist te
handhaven tot 1825.
In deze periode van materiële armoede verschijnt er iets typisch
Nederlands in de loge. Men gaat studeren. In 1805 constateerde
voorzitter De Melander dat 'onderscheiden Broeders hunne genegenheid
hebben getoond om van tijd tot tijd blijken te geven van hunnen
maçonnieke vorderingen'. Dit is het begin van het maçonnieke 'bouwstuk'
dat ook thans nog op avonden van samenkomst door één van de broeders als
een persoonlijke getuigenis wordt gebracht. Dit treft men nergens anders
in de wereld aan. Het vereist studie en zelfwerkzaamheid.
<< Vorige | Volgende
>>
|